Dust to Dust, As tot As

Door Winnie Bos

Introductie

Met het passeren van de jaren is het onvermijdelijk dat meer en meer overlevenden van de Shoah niet meer met ons zijn om hun gevoelens en verhalen te delen. Bovenop het overleven van de Shoah zijn dit ook belangrijke deelnemers aan de samenleving geweest die nu verdwijnen als bron van informatie over het verleden. Elk jaar met dodenherdenking benadrukken we het weer: we mogen niet vergeten. We moeten het verleden herinneren uit angst voor herhaling, maar vooral ook uit eerbied, respect en om te leren van de personen die voor ons het leven hebben doorgemaakt. De Franse filosoof en socioloog Maurice Halbwachs beargumenteerd dat de viva voce overdracht van informatie essentieel is in het vormen van ‘communicatieve herinneringen’. Dit benadrukt hoe het verlies van persoonlijke ervaringen van het leven na de Shoah ruimte creëert voor vertroebeling en verlies in het herinneren van deze geschiedenis. Verscheidene organisaties en individuen zoeken nu naar een manier om toch deze herinneringen vast te leggen met behulp van onbeweeglijke referentie punten. Het bestaan van communicatieve herinneringen is gelimiteerd tot 3 of 4 generaties, terwijl deze onbeweeglijke referentie punten door de jaren heen blijven bestaan als ‘eilanden in de tijd’. Jan Assmann noemt dit ‘onwrikbare herinneringen’. In dit essay kijk ik naar de individuele initiatieven van Klaas Berghout en Herlinde Koelbl in hun streven naar het vastleggen van het leven van Joodse individuen. Dit streven met als doel dat hun bestaan niet enkel de 3 tot 4 generaties van het communicatief herinneren beslaat. Koelbl doet dit door middel van diepgaande interviews en fotografische portretten van Joodse individuen die voor de Shoah Duitsland ontvlucht zijn. Uit dit werk heeft Berghout inspiratie gehaald voor zijn eigen portretten. Het is cruciaal om hierbij te vermelden dat de nadruk ligt op het leven na de Shoah, de identiteit van deze Joodse personen en het belang van hun inspanningen voor de wereld. De Rabbijn Roberto Della Rocca zei ooit tegen journalist Livia Albeck-Ripka: “Elke keer weer en in elke instantie spreken mensen enkel over de Shoah. Daarom is het erg belangrijk om mensen te laten zien dat de Joodse cultuur niet alleen lijden is.” (Albeck-Ripka, 2016) Koelbl heeft met haar diepgaande interviews en fotografische portretten op een onomwonden manier de individuele prestaties en persoonlijkheid van de beduidende Joden vastgelegd. Hiermee legt Koelbl, door middel van interviews en portretten, de verhalen en herinneringen van deze mensen vast. Dit voortzetten van de stroom van woorden die de herinnering van de Shoah vasthouden is wederom geïnterpreteerd door Klaas Berghout. Zijn portretten, waarin hij de aard en identiteit van de Joodse personen vastlegt, zijn gebaseerd op de foto’s van Koelbl. Hij keert terug naar een pre-verbale poging om niet zozeer de verschrikkingen van de Shoah vast te leggen, maar juist het voortbestaan van deze mensen. De manier waarop Berghout dit neerzet kan bepaalde vragen over de relevantie oproepen wanneer we Halbwachs en Assmanns uitleg van herinneren in ons achterhoofd houden. Ik zal de problematische aspecten die zij aan de orde stellen verder uitleggen en betrekken tot de portretten van Berghout. Vanuit dit punt zal ik bekijken hoe het pre-verbale werk van Klaas Berghout een toevoeging is aan het herdenken van de Joodse individuen die Duitsland zijn ontvlucht voor het aanbreken van de Shoah.

De problematiek van herdenken volgens Halbwachs en Assmann

Bij het terughalen van gepasseerde gebeurtenissen heeft men minder zeggenschap over z’n herinneren dan dat we van uitgaan. Herinneringen voelen wel als onze eigen, persoonlijke beelden van het verleden. Een particulier deel van onszelf. Desondanks word het vaak beargumenteerd dat onze herinneringen wel degelijk gemanipuleerd worden door de wereld om ons heen. Twee verschillende interpretaties van deze invloed zijn uitgewerkt door Halbwachs en Assmann. De Franse filosoof en socioloog Halbwachs veronderstelt dat het geheugen van een individu wordt geprikkeld en opgewekt door o.a. familie en kennissen en zich aanpast aan onze sociale omgeving, waardoor we uiteindelijk weinig controle hebben over on geheugen. Hij beargumenteerd dat zich complicaties voordoen bij het reconstrueren van gebeurtenissen uit het verleden waardoor de herinnering vertroebelen. Dit komt, ten eerste, doordat je herinneringen opgeroepen worden door je directe familieleden, vrienden, of wie dan ook , wie je daarbovenop dan helpen met het bij elkaar zoeken van alle stukjes van je herinnering. Ten tweede veronderstelt Halbwachs dat de zienswijze die je aanhield tijdens het ontstaan van de herinnering verschilt van de zienswijze die je hebt wanneer je herinnering probeert terug te halen. We passen onze herinneringen aan zodat ze passen in ons huidige wereldbeeld en het wereldbeeld van de mensen die ons geheugen hebben geprikkeld. Naast het geraamte dat dit wereldbeeld van onze sociale omgeving creëert, herhalen we dit reproduceren en vertroebelen van de herinnering meerdere malen in verschillende periodes in ons leven en daardoor elke keer door de ogen van een nieuw wereldbeeld. Deze herhaling zorgt voor verdraaiing van feiten en vertroebeling van de herinnering. Deze verscheidene factoren die onze blik naar het verleden vervagen zijn de redenen waarom het moeilijk is om afgelopen gebeurtenissen te reproduceren. Bijvoorbeeld, de situatie waarin Koelbl haar gasten heeft geïnterviewd is een door haar gecreëerde omgeving. Het is hierin onvermijdelijk dat de vragen die Koelbl stelt de antwoorden van de gasten beïnvloed en naar haar richtlijnen doet vormen. De geïnterviewde past (onvrijwillig en meestal onwetend) zijn herinnering aan, aan de omgeving en denkwijze die anders is dan in de tijd dat de herinnering zelf plaats vond.

De Duitse professor Assmann schrijft deze moeilijkheden toe aan het concept communicatief geheugen (“Communicative memory”) Neem hierbij als voorbeeld het verhaal dat je oma je vertelt over het bloembollen eten tijdens de oorlogswinter. Naast de tekortkomingen van het gesproken woord in overdracht , is vooral de kortstondigheid een probleem. De indruk die je oma op jou heeft achtergelaten garandeert niet dat jij het verhaal wederom doorgeeft aan de volgende generatie. Ook al is het communicatieve geheugen een geldige manier om de geschiedenis te beschrijven, deze orale methode heeft een levensduur van een schrale 3 tot 4 generaties en stelt geen onbeweeglijke horizon (‘fixed horizon’) die constant is door de jaren heen. Om deze constante punten toch te omarmen introduceert Assmann de term ‘culturele geheugen’ (‘Cultural memory’). Hierbij worden collectieve ervaringen vastgelegd in specifieke artefacten van herinneringen, zoals kunst, postzegels, en gebruiken. Deze artefacten brengen bepaalde invloeden op de samenleving met zich mee. Ten eerste geeft de gedeelde kennis van het culturele geheugen een gevoel van eenheid in een groep, omdat een individu wel, of niet, aansluit bij bepaalde facetten. Het gevoel van ‘behoren tot’ dat het culturele geheugen met zich mee brengt veronderstelt ook dat men zich aansluit bij het systeem van normen en waarden wat het veronderstelt. Hieruit kunnen we afleiden dat het culturele geheugen functioneert als een museum van artefacten, maar ook als een raamwerk voor iemands gedrag. Terwijl Halbwachs zijn theorie veronderstelt dat een groep het geheugen beïnvloed, manipuleert in dit geval het culturele geheugen de groep. Het gevoel van ergens toebehoren is essentieel als basis in het vormen van je identiteit. Er kan, tot op een bepaalde hoogte, vrijuit gekozen worden uit de richtlijnen van het culturele geheugen. Ten tweede, de artefacten van het culturele geheugen zijn wezenlijk onbeweeglijk als referentie punten, maar zijn wanneer er teruggeblikt word altijd onderworpen aan interpretatie. Het is onvermijdelijk dat iemand uit een andere periode door zijn eigen raamwerk van normen en waarden naar de artefacten kijkt waardoor hun betekenis en significantie veranderd. Klaarblijkelijk kan de vergelijking gemaakt worden tussen Halbwachs z’n beschrijving van de invloed van het hedendaagse levensbeschouwing op het individuele geheugen en de manier waarop het archief van het culturele geheugen ook onderworpen is aan de subjectiviteit van tijdsverschil. Dit is te herkennen in Berghout’s interpretatie van het werk van Koelbl. Je kan het zien als een weergave van Koelbl’s werk in een huidig raamwerk. Bovendien is het belangrijk om bij het culturele geheugen onderscheid te maken tussen wie wel en niet een hand heeft in de artefacten. Wat verspreid wordt is afhankelijk van speciale vormgevers die wel toevoegen aan het culturele geheugen. Niet iedereens acties worden vereeuwigd in het culturele geheugen, in tegenstelling tot het communicatieve geheugen waar iedereen dagelijks deel in neemt. Neem als voorbeeld Klaas Berghout. Zijn werk is niet even toegankelijk voor iedereen waar het betrekking tot heeft en weergeeft maar enkele beroemde Joodse individuen.

De portretten van Klaas Berghout

In de veronderstelling dat herinneren gepaard gaat met vertroebeling, zoals beschreven door Halbwachs en Assmann, kan aangenomen worden dat ook Berghouts weergave niet nauwkeurig kan zijn. Door mate van samenkomen en het interviewen van de Joodse personen heeft Koelbl de verhalen die uit hun mond kwamen op papier vastgelegd. Hierdoor blijven de verbale herinneringen niet 3-4 generaties bestaan, zoals Halbwachs beschrijft, maar ontstijgen ze die limitatie. De herinneringen en de identiteit van deze mensen kan nu opgeroepen worden door andere mensen. Halbwachs legt uit dat door de herhaling van een herinnering er stukjes verloren gaan en steeds meer vertroebeld doordat het door verschillende interpretaties heen word gesleurd. Wanneer de geïnterviewde proberen een herinnering terug te halen, verliezen ze beetje bij beetje stukjes omdat er al een lange periode tussen is verstreken. Het poging tot terughalen van de Joodse geïnterviewde is een herhaling, het vastleggen van Koelbl op papier de volgende ‘vertaling’ en daaropvolgend de interpretatie van Berghout tot een pre-verbale herdenking. Daarnaast heeft de waarnemer van Berghout’s portretten ook ruimte voor een persoonlijke invulling, waardoor er nog meer mogelijkheid tot misvattingen en vertroebeling is. Als we deze redenering aanhouden, zou het werk van Berghout geen enkele waarde hebben in het vertellen van het verhaal van de Joodse individuen. Er zouden teveel handelingen bestaan tussen de bron en origineel. Desalniettemin, bij binnenkomst van het atelier in Zwolle wordt men overweldigd door emotie wanneer ze geconfronteerd worden met de 2 meter en 42 centimeter hoge werken. De diepe indruk die het achterlaat is ontegensprekelijk en is gegrond in de onbepaaldheid die het omarmd.

Klaas Berghout was in staat om in de portretten zijn beschouwing van de identiteit van zo’n 50 Joodse individuen weer te geven. Deze personen zijn de laatste generatie van Joden die voor de Shoah Duitsland zijn ontvlucht en monumentale invloed hebben gehad in de wereld. Onder andere Karl Popper (filosoof), Norbert Elias (socioloog), en Gitta Alpar (opera zangeres) zijn vastgelegd door Berghout. De portretten zijn geïnspireerd door het werk van Herlinde Koelbl. Koelbl trachtte door middel van diepgaande interviews de gemoederen van de mensen vast te leggen. Ter aanvulling van de interviews heeft Koelbl foto’s gemaakt van de geïnterviewde die naast elkaar gepubliceerd zijn in haar boek. De fotografische portretten zijn uiteindelijk de inspiratie geweest voor de portretten van Berghout. Gebaseerd op de impressie die de foto’s hebben achtergelaten, heeft hij zijn eigen expressie gegeven met behulp van krijt, water en papyrus. Het resultaat hiervan is de overweldigende ervaring om oog in oog te staan met de 242 centimeter hoge confrontatie van een portret. Berghout is bewust van het feit dat een exacte replica van Koelbl’s foto’s volledig overbodig is. Zijn werk kan dan ook niet beschouwd worden als een imitatie van Koelbl’s portretten. De oorsprong bevind zich niet in het woord, maar juist in een tekort aan woorden. Een absentie van woorden die ontstaan is tussen de verschillende realiteiten waar we in leven. Halbwachs beschrijft de realiteit waarin de herinnering in is ontstaan, en een andere realiteit waarin de herinnering word teruggeroepen. In deze andere realiteit zijn we niet alleen zelf andere mensen door verandering, maar ook de wereld om ons heen is veranderd. Omdat in elke andere situatie een ander raamwerk van normen, ideologieën etc. word toegepast kunnen we niet volwaardig tot woorden brengen hoe het was om in de andere realiteit te leven. Dit komt het duidelijkst naar voren in extreme situaties zoals de Shoah. Wanneer ik het woord honger gebruik komt dat niet eens in de buurt van de betekenis die honger had tijdens de Shoah. In het geval van Berghout gaat het niet zozeer om de Shoah, maar om invloedrijke Joden en hun leven na de Shoah. Ongeacht het onderwerp, bij beschrijven met woorden is onnauwkeurigheid altijd van toepassing. De leegte die gevormd word door een tekort aan woorden vraagt om andere manieren om de uitdrukking loosheid te overbruggen zoals dat van Berghout. Het gebrek aan woorden kan gezien worden als onduidelijk, maar het abstracte aspect is nodig om het verleden weer te geven. Wanneer een verstreken periode word bekeken door contemporaine ogen is de periode (ver)vreemd, hierom heeft het niet de overdracht nodig in woorden, maar juist met een methode die meer interpretatie toe laat.

Het lijkt alsof Berghout in zijn werken zelf het idee van onnauwkeurigheid verwerkt en verwerpt. Je kan een reflectie terugvinden over het vormen en opbouwen van de individuele identiteit die ook van toepassing is op het creëren van een onbeweeglijke herinnering (‘crystallized memory’) Nadat de selectie van kleuren is gemaakt en het krijt is verpulvert word het op een houten of papyrus scherm aangebracht om daarna met veel precisie weer te worden verwijderd. Uit deze methode van het herhalend uitwissen en heropbouwen van lagen krijt, verschijnt een gezicht in het stof dat overblijft op het oppervlak. Deze bewerkelijke handeling wordt beloont met een gewaarwording van beweging in het werk. De herhaaldelijke bewerking op het oppervlak laat krassen en strepen achter die in het gezicht gekerfd worden dat ze tegelijkertijd creëren. Je kunt duidelijk een gelaat onderscheiden, er wordt iemand weergegeven, maar er is de illusie dat er toch geen eind product is. De krijt laat een dun laagje residu op het werk achter dat aan doet als de fragiele textuur van stof. Wanneer je je blik er te lang op laat rusten krijg je het gevoel dat het gezicht voor je ogen desintegreert en een nieuwe laag onthuld die eerst verborgen was. Gelaagdheid, beweging, en kwetsbaarheid karakteriseren het werk van Berghout en dit is natuurlijk niet accidenteel. Een identiteit zoals dat van de Joodse personen kan beschreven worden met dezelfde termen. Het weergeven van een individu kan niet gevangen en omschreven worden in één essentie. Mensen worden niet geboren als degene die ze als 80-jarige zijn en zijn nooit een eindproduct. Er is groei, verandering, de externe omgeving en nog veel meer dat een identiteit manipuleert. Het is een kwestie van worden en nooit een kwestie van zijn. De ruwe uitstraling van de portretten ondersteunt het idee van identiteit als een constructie. De portretten zijn verbonden door de gedeelde korrelige textuur en aardkleurige tinten die als de onderliggende laag de basis vormt van elk portret. Ze komen allemaal tot stand vanuit een collectieve, primitieve klei of modder, maar hun daaruit vloeiende leven is hun eigen creatie en daarom een individuele bewerking van de klei. Hierdoor staan de portretten prachtig als geheel, maar zijn even indrukwekkend apart genomen. De personen hebben hun Joodse geschiedenis gemeen, en dit is een mooie maar ook zware geschiedenis en dit is te zien in de werken. Daarbovenop straalt ook hun persoonlijke statigheid en belang voor de wereld van het werk. In de collectieve modder en het fragiele laagje stof dat hun erfgoed is zijn ze toch vooral als individu te onderscheiden.

Hetzelfde is waar voor het collectieve geheugen. Artefacten en kunst kunnen een identiteit en de cultuur beïnvloeden en groepen informeren over hun de geschiedenis van hun bestaan. Vooralsnog is het wel essentieel dat het zich continue aan blijft passen aan de huidige normen en waarden en raamwerken anders raakt de kerngedachte verloren. Juist permanentie en ontoegeeflijke artefacten zorgen voor verlies in de vertaling van de verschillende realiteiten. Zoals de portretten zijn ze fragiel en broos. Letterlijke vertalingen bestaan in essentie niet en vooralsnog zouden ze niet capabel zijn om voort te bestaan in andere periodes. Daarom geeft pre-verbale kunst de ruimte om personen een beter begrip en een gevoel van het verleden te geven omdat het toegefelijker is in de interpretatie dan concrete woorden. Pragmatisch gezien zou dit zorgen voor een verlies aan feiten. Zelfs in de gezichten in de portretten is er vervorming van de werkelijkheid te zien. De proporties van het gelaat en de manier waarop de ogen staan voelen wat ongemakkelijk aan in sommige portretten van Berghout. Met de verloop van tijd vind er vervaging plaats in het terughalen van herinneringen waardoor het een soort droom wereld word waarin de puzzelstukjes los van elkaar bestaan maar niet volledig meer passen. Vooralsnog kan deze weergave in zijn tekort aan feitelijke details de essentie van de herinnering overtuigender neer zetten.

Conclusie

Tot slot wil ik een quote aanhalen van de socioloog Norbert Elias, wie een van de Joden was die Koelbl heeft geïnterviewd. Hij zei: “Humankind is in essence a symbolic creature whose societies depend upon symbols in order to sustain collective communication, identification and oriëntation” (Carrier, p. 17) Dit is niet enkel een belangrijke opmerking over het belang van kunst en gedeelde normen en waarden in de samenleven, maar over de essentie van symboliek. De methodes van commemoratie zijn niet feilloos en laten veel ruimte over voor verlies. Hierdoor is het verlaten tot pre-verbale en symbolische manieren van expressie na het verstrijken van tijd onmisbaar. De woorden die Anne Frank gebruikt om haar leven te beschrijven kunnen nooit in de zelfde manier begrepen worden door iemand die niet in haar positie heeft gezeten. De woorden zijn van betekenis veranderd. Desalniettemin streven we voor een verbintenis tussen de twee losstaande realiteiten, die van het verleden en die van nu. Daarom moeten we uiteindelijk de woorden loslaten en ons hervinden in het pre-verbale, symbolische en abstracte zoals in het werk van Klaas Berghout. Het omvat de fragiliteit en kortstondigheid van het collectieve geheugen. Het staat voor het feit dat identiteit noch het vastleggen van een herinnering om een eindproduct draait. Het gaat niet om het zijn, maar om het worden en voortzetten. Zoals een individu zich aanpast aan de wereld om zich heen, zo zou kunst zich ook als een zachte klei zich laten bewerken.

Joodse Krijtportretten

Vanaf 2010 ben ik aan het werk om een serie Joodse portretten te maken naar aanleiding van het boek ‘Jüdische Portraits’ van de Duitse fotografe Herlinde Koelbl. In de jaren 1986-1989 interviewde zij Joodse Duitse mannen en vrouwen die aan de Shoah ontkomen waren. Deze mannen en vrouwen behoorden tot de laatste generatie die uit Duitsland vertrokken is voordat de oorlog begon en die daarna ook konden terugkeren om hun verhalen te vertellen.

Aanvankelijk was het niet mijn bedoeling alle portretten uit dit boek te gaan krijten. Ik kreeg het boek cadeau en het portret op de kaft sprak mij direct aan. Dit was dan ook mijn eerste werk uit deze serie, daarna volgden ze één voor één. Mij intrigeerde vooral de blik in hun ogen en de trekken van het gelaat die hiermee in overeenstemming lijken te zijn. Ik wilde ze zelf vorm geven om zo hun verhaal te bevatten. Een verhaal zonder woorden, want de bijbehorende interviews las ik altijd pas na afloop. Als mijn eigen werk op zichzelf staat.

De gezichten, de mensen en hun kwetsbaarheid, de tekenen van het leven, doorleving en ouderdom zijn zo sprekend en sterk dat ze een bepaalde schoonheid uitstralen en in mijn ogen fascinerend zijn. In het begin waren het vooral de grote hoofden, het feit dat het gelaat de gehele foto in beslag nam, die mij raakten en die ik vervolgens ook maakte. Na verloop van tijd kwam er meer ruimte voor de portretten met meer ruimte erom heen. Ik kreeg er steeds meer plezier in om juist de vlakken om de personen heen een invulling te kunnen geven. Daarnaast speelt in het proces van het maken en bekijken van mijn panelen de dynamiek van afstand en nabijheid, en zo ook de spanning tussen de vlakverdeling en compositie, een grote rol. Van een afstand de portretten gade slaan, vervolgens dichterbij komen om de details te aanschouwen en daarna weer afstand nemen om het geheel te bevatten zijn. Deze beweging is een essentieel onderdeel van het ontstaan van een werk.

De gefotografeerde portretten als momentopname brachten mij letterlijk in een proces van beweging en door al het krijtstof heen ontstond dan een nieuw gelaat. Iemand die mij vertrouwd was geworden van de foto, maar telkens verbaasde ik mij weer dat daar opeens ook iemand nieuw was komen kijken. Natuurlijk hoop ik ook anderen door mijn werk in zekere zin te bewegen…

Ieder portret of iedere persoon heeft ook een eigen ruimte, neemt verschillende plekken in. Zo verdragen sommige werken bijvoorbeeld geen lijst. Desondanks vormen ze allen samen een verbindend verhaal.